Deze dag kent vanouds twee diensten: de kruisweg, in de namiddag om 15.00h en de avonddienst. Die avonddienst is vanouds een sobere gebedsdienst waarin het lijdensverhaal wordt gelezen, de zgn. grote voorbeden gebeden worden, de kruishulde plaatsvindt en de H. Communie wordt uitgereikt.

Met zijn stilte en soberheid, met vasten, klaagzangen en zwijgende klokken staat deze dag in het teken van de droefheid. Priesters en assistenten komen in stilte binnen. Voor het altaar gaan ze plat ter aarde liggen, de overige mensen knielen in stilte neer. Zonder kruisteken of begroeting begint de dienst direct met een gebed waarna de lezingen volgen.

Gebed

Gedenk toch, Heer, wat Gij reeds gedaan hebt in uw barmhartigheid. Zegen en bescherm uw volk voor wie het paasmysterie is ingesteld in het bloed dat werd vergoten en in de dood die overwonnen werd door Christus Jezus, onze Heer. Amen.

 

Evangelie voor deze dag is uit Johannes 18,1-19,42

L = lector; C = Christus; A = allen

 

L.:      Het lijden van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.

 

L:       In die tijd ging Jezus met zijn leerlingen naar buiten, naar de overkant van de beek Kedron. Daar was een boomgaard die Hij met zijn
leerlingen binnenging. Maar ook Judas, die Hem zou overleveren, kende deze plaats omdat Jezus er dikwijls met zijn leerlingen was
samengekomen. Zo kwam Judas daarheen met de afdeling soldaten en met dienaars van de hogepriesters en Farizeeën, voorzien van
lantaarns, fakkels en wapens. Jezus, die alles wist wat over Hem ging komen, trad naar voren en zei tot hen:

C:       ‘Wie zoekt gij?’

L:       Zij antwoordden Hem:

A:      ‘Jezus, de Nazoreeër!

L:       Jezus zei hun:

C:       ‘Dat ben Ik.’

L:       Ook Judas, zijn verrader, bevond zich bij hen. Nauwelijks had Jezus hun gezegd: ‘Dat ben Ik’, of zij weken achteruit en vielen op de grond. Nog eens vroeg Hij hun:

C:       ‘Wie zoekt gij?’

L:       Zij zeiden:

A:      ‘Jezus, de Nazoreeër!’

L:       Jezus antwoordde:

C:       ‘Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Als gij Mij zoekt, laat deze mensen dan gaan.’

L:       Vervuld moest worden, wat Hij gezegd had: ‘Niemand van hen, die Gij Mij gegeven hebt, liet Ik verloren gaan.’

Maar Simon Petrus had een zwaard bij zich. Hij trok het en verwondde daarmee de knecht van de hogepriester door hem het rechter oor af te slaan. De naam van die knecht was Malchus. Jezus echter sprak tot Petrus:

C:       ‘Steek het zwaard in de schede; zou Ik de beker niet drinken die mijn Vader Mij gegeven heeft?’

L:       De afdeling van de bevelhebber en de dienaars van de Joden grepen toen Jezus vast, boeiden Hem en brachten Hem eerst naar Annas. Deze was namelijk de schoonvader van Kajafas, die dat jaar hogepriester was, dezelfde Kajafas die aan de Joden de raad gegeven had: ‘Het is beter dat er één mens sterft voor het volk.’ Simon Petrus en nog een andere leerling volgden Jezus.

Die leerling nu was een bekende van de hogepriester, en zo ging hij tegelijk met Jezus het paleis van de hogepriesters binnen, terwijl Petrus buiten de poort bleef staan. Die ander leerling, de bekende van de hogepriester, kwam naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus naar binnen. Het meisje dat bij de poort stond, vroeg Petrus:

A:      ‘Ben jij ook niet een van de leerlingen van die man?

L:       Hij zeide:

A:      ‘Welneen!’

L:       Omdat het koud was, hadden de knechten en dienaars een houtskoolvuur aangelegd en stonden zich te warmen. Ook Petrus stond bij hen en warmde zich. De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en zijn leer. Jezus antwoordde hem:

C:       ‘Ik heb openlijk tot de wereld gesproken. Ik heb altijd onderricht gegeven in een synagoge of in de tempel, waar de Joden bijeenkomen, en er is niets wat Ik in het geheim heb gesproken. Waarom ondervraagt gij Mij? Ondervraag de mensen die gehoord hebben wat Ik hun heb verkondigd. Die weten goed wat Ik hun heb gezegd.’

L:       Op dit woord gaf een van de dienaars die naast Hem stond, Jezus een klap in het gezicht en voegde Hem toe:

A:      ‘Antwoordt Gij zo de hogepriester?’

L:       Jezus antwoordde hem:

C:       ‘Indien Ik iets verkeerds gezegd heb, verklaar dan wat er verkeerd in was; maar indien het goed was, waarom slaat gij Mij?’

L:       Daarop zond Aanas Hem geboeid naar de hogepriester Kajafas. Simon Petrus stond zich te warmen toen iemand hem vroeg:

A:      ‘Ben jij ook niet een van zijn leerlingen?’

L:       Hij ontkende het en zei:

A:      ‘Welneen!’

L:       Maar een van de knechten van de hogepriester, een bloedverwant van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei:

A:      ‘Heb ik je niet in de boomgaard bij Hem gezien?’

L:       Petrus ontkende het opnieuw en meteen begon er een haan te kraaien.

Toen brachten zij Jezus van het huis van Kajafas naar het pretorium. Het was vroeg in de morgen. Zij zelf gingen het pretorium niet binnen want zij moesten het paasmaal kunnen eten en mochten zich daarom niet verontreinigen. Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg hun:

A:      ‘Welke beschuldiging brengt ge tegen deze man in?’

L:       Zij gaven hem ten antwoord:

A:      ‘Als dit geen misdadiger was, zouden wij Hem niet aan u overgeleverd hebben.’

L:       Daarom zei Pilatus:

A:      ‘Neemt Hem dan zelf en vonnist Hem volgens uw wet!’

L:       De Joden antwoordden hem:

A:      ‘Wij missen het recht om iemand ter dood te brengen.’

L:       Zo zou Jezus’ woord in vervulling gaan, waarmee Hij had aangeduid welke dood Hij zou sterven. Nu ging Pilatus het pretorium weer binnen, riep Jezus bij zich en zei tot Hem:

A:      ‘Zijt Gij de koning der Joden?’

L:       Jezus antwoordde hem:

C:       ‘Zegt ge dit uit uzelf, of hebben anderen u over Mij gesproken?’

L:       Pilatus gaf ten antwoord:

A:      ‘Ben is soms een Jood? Uw eigen volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt Gij gedaan?’

L:       Jezus antwoordde:

C:       ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld.  Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.’

L:       Pilatus hernam:

A:      ‘Gij zijt dus toch koning?’

L:       Jezus antwoordde:

C:       ‘Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid.

Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.’

L:       Pilatus zei tot Hem:

A:      ‘Wat is waarheid?’

L:       Na die woorden ging hij weer naar buiten tot de Joden en zei:

A:      ‘Ik vind hoegenaamd geen schuld in Hem. Maar er bestaat onder u de gewoonte dat ik met Pasen iemand vrijlaat. Wilt gij dat ik u de koning der Joden vrijlaat?’

L:       Toen begonnen zij opnieuw te schreeuwen:

A:      ‘Neen, Die niet, maar Barabbas!’

L:       Barabbas was een rover. Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten Hem die op het hoofd en wierpen Hem een purperen mantel om. Zij traden op Hem toe en zeiden:

A:      ‘Gegroet, Koning der Joden.’

L:       En zij sloegen Hem in het gezicht. Pilatus ging naar buiten en zei tot hen:

A:      ‘Ziehier, ik breng Hem naar buiten om u te doen weten, dat ik volstrekt geen schuld in Hem vind.’

L:       Jezus kwam naar buiten terwijl Hij nog de doornkroon en de purperen mantel droeg. Pilatus zei tot hen:

A:      ‘Ziehier de mens.’

L:       Maar toen de hogepriesters en hun dienaars Hem zagen, schreeuwden ze:

A:      ‘Kruisigen! Kruisigen!’

L:       Pilatus zei hun:

A:      ‘Neemt gij Hem dan en kruisigt Hem, want ik vind geen schuld in Hem.’

L:       De Joden antwoordden hem:

A:      ‘Wij hebben een wet en volgens die wet moet Hij sterven, omdat Hij zich voor Gods Zoon heeft uitgegeven!’

L:       Toen Pilatus dit hoorde, werd hij nog meer bevreesd. Hij ging het pretorium weer binnen en sprak tot Jezus:

A:      ‘Waar zijt Gij vandaan?’

L:       Jezus gaf hem echter geen antwoord. Daarom zei Pilatus:

A:      ‘Gij spreekt niet tegen mij? Weet Gij dan niet dat ik de macht heb om U vrij te spreken, maar ook de macht om U te kruisigen?’

L:       Jezus antwoordde:

C:       ‘Gij zoudt volstrekt geen macht over Mij hebben, als u die niet van boven gegeven was. Daarom is de zonde van hem die Mij aan u heeft overgeleverd groter.’

L:       Van dat ogenblik af wilde Pilatus ertoe overgaan Hem vrij te laten. Maar de Joden schreeuwden:

A:      ‘Als gij die man vrijlaat, zijt gij geen vriend van de keizer! Wie zich voor koning uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer!’

L:       Toen Pilatus hen hoorde roepen, liet hij Jezus naar buiten brengen en ging op de rechterstoel zitten, op de plaats die Litóstrotos heet, in het Hebreeuws: Gabbata. Het was de  voorbereidingsdag voor Pasen, ongeveer het zesde uur. Hij zei  tot de Joden:

A:      ‘Hier is uw koning.’

L:       Maar zij schreeuwden:

A:      ‘Weg, weg met Hem, kruisig Hem!’

L:       Pilatus vroeg:

A:      ‘Zal ik dan uw koning kruisigen?’

L:       De hogepriesters antwoordden:

A:      ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer.’

L:       Toen leverde hij Hem aan hen uit om de kruisdood te ondergaan  en zij namen Hem over. Zelf zijn kruis dragend trok Jezus de  stad uit naar wat de Schedelplaats heet, in het Hebreeuws  Golgotha.     Daar sloegen zij Hem aan het kruis en met Hem nog twee  anderen, aan elke kant één en Jezus in het midden. Pilatus had  een opschrift laten maken en op het kruis doen aanbrengen.        Het luidde: ‘Jezus, de Nazoreeër, de koning van de Joden’. Vele  Joden lazen dit opschrift, want de plaats waar Jezus gekruisigd  werd, lag dicht bij de stad. Het stond er in het Hebreeuws, het  Latijn en het Grieks.

De hogepriesters van de Joden zeiden nu tot Pilatus:

A:      ‘Ge moest er niet op zetten ’de koning van de Joden’, maar:  ‘Hij heeft gezegd: Ik ben de koning van de Joden’.’

L:       Pilatus antwoordde:

A:      ‘Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven.’

L:       Toen de soldaten Jezus gekruisigd hadden, namen zij zijn kleren  en deelden ze in vieren, voor iedere soldaat een deel. Zij namen  ook de lijfrok, die echter zonder naad was, aan één stuk  geweven van bovenaf. Daarom zeiden ze tot elkaar:

A:      ‘Laten wij die niet verscheuren, maar er om loten wie hem  krijgt.’

L:       Aldus moest de Schrift vervuld worden: ‘zij verdeelden mijn  kleren onder elkaar en dobbelden om mijn mantel’. Terwijl de  soldaten hiermee bezig waren, stonden bij Jezus’ kruis zijn  moeder, de zuster van zijn moeder, Maria, de vrouw van Klopas  en Maria Magdalena. Toen Jezus zijn moeder zag en naast haar  de leerling die Hij liefhad, zei Hij tot zijn moeder:

C:       ‘Vrouw, zie daar uw zoon.’

L:       Vervolgens zei Hij tot zijn leerling:

C:       ‘Zie daar uw moeder.’

L:       En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich in huis. Hierna, wetend dat nu alles was volbracht, zei Jezus, opdat de  Schrift vervuld zou worden:

C:       ‘Ik heb dorst.’

L:       Er stond daar een kruik vol zure wijn. Ze doopten er een spons  in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn  mond. Toen Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij:

C:       ‘Het is volbracht.’

L:       Daarop boog Hij het hoofd en gaf de geest.

 

… hier knielen allen gedurende enige tijd in stilte neer …

 

L:       Aangezien het voorbereidingsdag was en de Joden niet wilden  dat de lichamen op sabbat aan het kruis bleven – het was  bovendien een grote sabbat – vroegen zij Pilatus verlof de benen  van de gekruisigden te breken en hen weg te nemen. Daarom  kwamen de soldaten en sloegen zowel bij de ene als bij de  andere die met Hem waren gekruisigd de benen stuk. Toen zij  echter bij Jezus kwamen en zagen dat Hij reeds dood was,  sloegen zij Hem de benen niet stuk, maar een van de soldaten  doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en  water uit. Die het gezien heeft getuigt hiervan; zijn getuigenis is  waar en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat ook gij zoudt  geloven. Dit is gebeurd opdat de Schrift zou vervuld worden: ‘van  zijn gebeente zal niets worden verbrijzeld’, terwijl nog een ander  Schriftwoord zegt: ‘zij zullen opzien naar Hem die zij hebben  doorstoken’.

Jozef van Arimathea, die een leerling was van Jezus, maar in het  geheim uit vrees voor de Joden, vroeg daarna aan Pilatus het  lichaam van Jezus te mogen wegnemen.

Toen Pilatus dit had toegestaan, ging hij dus heen en nam het  lichaam weg. Nikodemus, die Hem vroeger ’s nachts bezocht  had, kwam ook en nam een mengsel van mirre en van aloë mee, ongeveer honderd pond. Zij namen het lichaam van Jezus en  wikkelden het met welriekende kruiden in zwachtels, zoals bij  een joodse begrafenis gebruikelijk is. Op de plaats waar Hij  gekruisigd werd, lag een tuin en in die tuin een nieuw graf,  waarin nog nooit iemand was neergelegd. Vanwege de  voorbereidingsdag van de Joden en omdat het graf dichtbij was,  legden zij Jezus daarin neer.

 

Homilie

De wereld is tot stilstand gekomen. Door het uitbreken van het coronavirus zijn er maatregelen genomen om het contact tussen mensen zoveel mogelijk te beperken. Geen sportwedstrijden, geen feestjes en geen kerkdiensten. We wachten, bijna met ingehouden adem af, wat er komen gaat. We weten niet waar dit zal eindigen.

Voor de leerlingen van Jezus moet het ook zo hebben aangevoeld, op die vrijdag. Jezus, hun leidsman en vriend, is ter dood veroordeeld. Hij gaat op weg, met een loodzwaar kruis op zijn schouder, naar de executieplaats. De leerlingen houden hun adem in. Ze weten wat er komen gaat, maar kennen nog niet het einde.

Goede Vrijdag noemen wij deze dag. Goed zult u zich afvragen. Het goede verwijst niet naar de gebeurtenis van vandaag, maar naar de afloop. Jezus gaat door de duisternis van de dood heen op naar Zijn Verrijzenis, naar nieuw leven. Maar op deze dag is het vooral donker, duister en stil. Heel stil.

Voor ons is het nu ook heel stil. We durven nog niet te denken over de goede afloop. Voor veel mensen kent deze corona uitbraak geen goede afloop. Zij lijden en sterven. Maar toch is het goed om hoop te houden op een nieuwe toekomst. Een toekomst waarin we de saamhorigheid aan elkaar mogen bewaren.

Marjelein Verhoeven, pastoraal werker

Voor het boekje van de viering van Goede Vrijdag, klik op boekje Goede Vrijdag

Voor het boekje van de kruisweg, klik op boekje kruisweg